Rosa de Groot werd op 25 april 1868 geboren in Oirschot als dochter van veehandelaar Andries de Groot en Sophia Falk. Zij was een zus van Job (lees ook het verhaal van Joseph de Groot).

 

In 1849 was veehandelaar Andries de Groot kerkmeester van de synagoge aan de Rijkesluisstraat in Oirschot. Andries en zijn vrouw Sophia hadden zes kinderen. 

Een van die kinderen was Rosa. Ze trouwt met Barend Meijer, een slagerszoon uit Woubrugge. Het echtpaar krijgt twee dochters: Sophia (Fietje) en Babeth (Bets). Bets trouwt met de Veghelse slager Maurits ‘Mau’ Andriesse. Zij hebben een huis en slagerswinkel in Veghel aan de Sluisstraat nr. 5 en krijgen een dochter, Rosa (1932) en een zoon, Barend (1938). Fietje trouwt met Harry Mooij, fabrikant uit Amsterdam, en zij krijgen een zoon, Hans (1928).

Rosa en Barend stoppen in 1935 met hun slagerij aan de Rijkesluisstraat in Oirschot. De schoonzoons Mau en Harry besluiten dan een woning te laten bouwen voor hun schoonouders aan de NCB-Laan 6 in Veghel. De eerste steen voor de bouw van de woning werd door de kleinkinderen Hansje Mooij en Roosje Andriesse gelegd en als gedenksteen opgenomen in de voorgevel van het pand. De woning kreeg de naam ‘Huize Oirschot’. Er werd een notenboom geplant bij het terras naast de keuken om de muggen op afstand te houden. Deze boom staat er nog steeds. In de loop van 1936 komen Barend Meijer en zijn vrouw Rosa in het pand wonen. Rosa’s broer Job trekt bij hen in.

Na het overlijden van Rosa's echtgenoot Barend Meijer begin 1943 (natuurlijke dood), trekken de twee overgebleven oudjes incidenteel in bij het gezin van Rosa’s schoonzoon Mau Andriesse vanwege de toenemende dreiging van deportatie. Mau was hoofdvertegenwoordiger voor de Joodse Raad voor Veghel en omgeving. Lange tijd kon hij hierdoor uit handen van de Duitsers blijven, maar hij vermoedde dat dit niet zo zou blijven. In april 1943 besluit hij met zijn gezin onder te duiken. Voor Rosa (74) en Job (82) zag hij uiteindelijk geen oplossing. Het gezin Andriesse vertrok zonder afscheid te nemen van Rosa en Job, want zij mochten absoluut niets weten van de geplande onderduik.

Rosa en Job zijn op 9 april 1943 uit Veghel met een BBA-bus opgehaald en naar kamp Vught weggevoerd. Tijdens haar verblijf in kamp Vught bereikt Rosa de leeftijd van 75 jaar. Op 9 mei wordt Rosa afgevoerd naar Westerbork en komt terecht in barak 85. Twee dagen later wordt zij op transport gesteld naar Sobibor en meteen na aankomst op 14 mei 1943 vergast.

Het gezin Andriesse overleeft de oorlog.